Een van de doelen van het DSO is dat een gebruiker in het Omgevingsloket met één ‘klik op de kaart’ kan zien welke regels en beleid op die specifieke locatie van toepassing zijn. Dit zijn regels en beleid die gemeente, waterschap, provincie en Rijk stellen. Dit beleid komt voor in de omgevingsdocumenten omgevingsvisie en projectbesluit.
Het is de bedoeling dat een gebruiker kan zien welk beleid er is vastgesteld en voor wie en waar het beleid van toepassing is. Voor wie is in het geval van de omgevingsvisie altijd het bevoegd gezag zelf. Voor het projectbesluit geldt dat deze van toepassing is voor het bevoegd gezag dat de instructie krijgt om een aanpassing te maken (provincie of gemeente).
Hoe annoteer je een beleidstekst
Voor het annoteren van de tekst is hierna uitgelegd welke gegevens jij moet of kunt toevoegen. Een deel van de gegevens zit in waardelijsten. De waardelijsten zijn raadpleegbaar via de stelselcatalogus Omgevingswet. De lijst van mogelijke waarden zal uiteindelijk geïntegreerd zijn in de plansoftware.
Voorbeeld: annoteren beleidstekst gebied Maashorst
Zie hieronder een voorbeeld van een beleidstekst over het gebied 'Maashorst' en wat jij als opsteller moet aangeven:
Conceptuele weergave van een minimaal geannoteerde beleidstekst
1. Locatie: op welke locatie is deze beleidstekst van toepassing?
Om de raadpleger via het Omgevingsloket van de juiste informatie te voorzien, is het noodzakelijk om aan te geven waar het tekstdeel van toepassing is. Geef hiervoor aan op welke locatie het tekstdeel van toepassing is door de ID van de locatie op te nemen in de machineleesbare tekst. In de plansoftware zal dit bij een koppeling tekst-locatie onder water gebeuren. Je zien geen ID's in de tekst aan de voorkant.
De locatie in het voorbeeld is de begrenzing van de Maashorst binnen het gebied Peelhorst. Stel met elkaar goed af waar de grens ligt en leg het gebied Maashorst vast als locatie. Als de locatie aanwezig is dan kunnen de betreffende tekstdelen (beleidsteksten) hieraan gekoppeld worden.
2. Idealisatie: is de begrenzing van de locatie exact of indicatief bedoeld voor dit tekstdeel?
Als je hebt aangegeven op welke locatie dit tekstdeel van toepassing is, kun je vervolgens met de idealisatie aangeven of de begrenzing van de locatie voor déze tekst exact of indicatief geïnterpreteerd moet worden. Dit attribuut zegt dus iets over de begrenzing van de locatie voor dát specifieke tekstdeel. Indicatief kan bijvoorbeeld gebruikt worden wanneer de begrenzing van de locatie bepaald is op basis van een berekening of wanneer een locatie bedoeld is als indicatie of zoekzone voor de plek voor een toekomstige ontwikkeling: pas later wordt de daadwerkelijke plek bepaald. Bij een berekening kan de marge nog aangegeven worden met hoeveel meters er afgeweken kan worden. In het voorbeeld kiezen we voor idealisatie exact, omdat de begrenzing van de Maashorst zonder marges is vastgesteld.
Dankzij het annoteren van de ‘idealisatie’ en het aangeven van de bijbehorende ‘locatie’ is precies duidelijk waar het tekstdeel van toepassing is en hoe de locatie in combinatie met het tekstdeel geïnterpreteerd kan worden. De raadpleger kan nu in het Omgevingsloket op een plek in de kaart prikken en ziet dan dat een tekstdeel daar van toepassing is. Hij moet echter nog steeds wel de inhoudelijke tekst lezen en correct interpreteren om te weten om welke gebiedsaanwijzing het gaat.
Wat kun je nog meer doen om de beleidstekst goed vindbaar en zichtbaar te maken?
Je kunt ervoor zorgen dat een raadpleger over meer informatie beschikt tijdens het oriënteren in het Omgevingsloket. Door de gebiedsaanwijzing te annoteren, kan deze gepresenteerd worden op de kaart en is het mogelijk om te zoeken en te filteren op trefwoorden of categorieën.
In onderstaand voorbeeld is uitgewerkt welke informatie hiervoor geannoteerd moet worden.
Conceptuele weergave van een geannoteerde beleidstekst
3. Type: geef aan van welk type de gebiedsaanwijzing is
Kies hier om welk type gebiedsaanwijzing het gaat. Er zijn thematische typen gebiedsaanwijzing, zoals bodem, geluid, defensie verkeer, etc. en er zijn drie niet-thematische typen gebiedsaanwijzing, namelijk functie, beperkingengebied en ruimtelijk gebruik. In de TPOD's van omgevingsdocumenten waarin de typen gebiedsaanwijzing gebruikt kunnen worden, worden de werking en het gebruik ervan beschreven. De verschillende typen gebiedsaanwijzing en hun onderliggende groepen met de bijbehorende definities staan ook in de Stelselcatalogus Omgevingswet.
Het type gebiedsaanwijzing kies je uit een limitatieve waardelijst. Dit betekent dat er een vastgestelde lijst is van typen waaruit je kunt kiezen. De mogelijklijst Er is een beperkte lijst waaruit gekozen kan worden. De mogelijke typen vind je in de waardelijst. De lijst van mogelijke typen zal per omgevingsdocument uiteindelijk geïntergreerd zijn in de plansoftware.
In dit geval wordt er gekozen voor het type gebiedsaanwijzing 'Landschap'. Dit is echter een algemene term die verder verduidelijkt kan worden door de groep en een naam op te geven.
4. Groep: geef aan in welke groep de gebiedsaanwijzing valt
Hier geef je aan in welke groep de gebiedsaanwijzing valt. De groep kies je uit een limitatieve waardelijst. In bovenstaand voorbeeld is gekozen voor de groep 'Specifiek benoemd landschap'.
Voor de presentatie in een kaartbeeld is de groep bepalend. Het attribuut groep bepaalt namelijk met welke symboliek (kleur/arcering) de locatie waar het tekstdeel met gebiedsaanwijzing geldig is, in een kaartbeeld wordt weergegeven. De groep staat in de symbolisatietabel waaraan een symbolisatie is gekoppeld. Deze symbolisatie wordt op de kaart als verbeelding van de gebiedsaanwijzing getoond.
Het is mogelijk om de standaard presentatie toe te laten passen, maar je kunt ook kiezen voor een afwijkende presentatie. Meer informatie over de presentatie in kaartbeeld vind je op de pagina Presenteren in deze wegwijzer.
Wanneer een gebiedsaanwijzing in meerdere groepen past, is het aan het bevoegd gezag om te kiezen voor de groep waarop gefilterd kan worden en waarop (bij standaardverbeelding) verbeeld wordt. Zoals hiervoor aangegeven kan er alsnog van de verbeelding afgeweken worden.
5. Naam: geef de gebiedsaanwijzing een naam
Dit is de naam van de specifieke gebiedsaanwijzing waar de regel over gaat. De naam is het meest gedetailleerde niveau waarop je de gebiedsaanwijzing inhoudelijk kunt duiden. Je bent vrij in de keuze van de naam van de gebiedsaanwijzing. De naam van de gebiedsaanwijzing die wordt geannoteerd, zal in het Omgevingsloket ook de naam zijn waarop gezocht en gefilterd kan worden. Hier moet bij de naamgeving wel rekening mee gehouden worden, daarom wordt geadviseerd om een logische en eenduidige naam te annoteren.
In bovenstaand voorbeeld heet de gebiedsaanwijzing 'Landschappen van Allure'. Deze gebiedsaanwijzing valt onder het type 'Landschap'. De betekenis volgens de waardelijst: Gebied dat is aangewezen door regels of beleid, gericht op de bescherming en de ontwikkeling van het landschap vanuit ander perspectief dan natuur en erfgoed. Met dit type kun je hier filteren op landschap.
Wat kun je allemaal nog meer doen?
Een raadpleger kan zich, met behulp van de acties uit 1 t/m 5, oriënteren in het Omgevingsloket. Hij kan filteren op gebiedsaanwijzingen, kan op zijn locatie zien welke beleidsteksten er van toepassing zijn en kan de gebiedsaanwijzingen terugzien op de kaart. Daarnaast is het ook nog mogelijk om thema of hoofdlijn toe te voegen.
Conceptuele weergave van een beleidstekst waarbij zowel de gebiedsaanwijzing als het thema en de hoofdlijn zijn geannoteerd
6. Geef aan welke hoofdlijn het betreft
Het toevoegen van een hoofdlijn aan een tekstdeel heeft effect op het zoeken en filteren in het Omgevingsloket. Alle bevoegde gezagen kunnen hun beleidsteksten annoteren met een hoofdlijn. Denk hierbij aan zaken als perspectieven of ambities voor een gebied.
In het voorbeeld Maashorst is de hoofdlijn 'Aantrekkelijke natuur en recreatie'. Alles wat te maken heeft met deze ambitie komt onder deze hoofdlijn en is in het Omgevingsloket ook als zodanig vindbaar. De hoofdlijnen kunnen zelf gekozen worden.
7. Geef aan welk thema het betreft
Het toevoegen van een thema aan de regel heeft effect op het zoeken en filteren in het DSO. Alle bestuurslagen kunnen hun beleid en regels annoteren met een thema, dit is een tekstgebonden attribuut. Dit betekent dat het regels en beleid van alle omgevingsdocumenten doorzoekbaar maakt, maar het geen effect heeft op de presentatie in de kaart. Het thema kun je kiezen uit een uitbreidbare waardelijst.
De uitbreidbare waardelijst is gevuld met waarden waaruit gekozen kan worden. Wanneer een gewenste waarde niet op de lijst voorkomt, kun je zelf een waarde definiëren. Deze waarde wordt niet opgenomen in de waardelijst.
Het thema in het voorbeeld Maashorst is nog niet gekozen, omdat er geen dekkende lading is welke voorkomt in de waardelijst. In dit geval geef je een eigen thema op.
Bovenstaande stappen geven inzicht in hoe de standaard bedoeld is en gebruikt kan worden, de exacte werking van de plansoftware kan afwijken.
Verder lezen
Kijk voor de andere ‘hoe annoteer ik …?' op de volgende pagina’s:
- Hoe annoteer ik een regel over een activiteit?;
- Hoe annoteer ik een instructieregel (alleen voor rijk en provincie);
- Hoe annoteer ik een omgevingswaarderegel?;
- Hoe annoteer ik een regel over een omgevingsnorm?;
- Hoe annoteer ik een gebiedsaanwijzing?.
Voor meer informatie over de omgevingsdocumenten waarin beleidstekst vastgesteld kan worden, zie de volgende pagina’s: