Werken onder de Omgevingswet - interview Rudi Lems

Rudi Lems werkt als juridisch adviseur bij Juust B.V. in Kapelle. Hij houdt zich daar met name bezig met aspecten rondom (de implementatie van) de Omgevingswet. 

“Voordat ik bij Juust kwam, heb ik meer dan 20 jaar voor gemeenten gewerkt binnen de VTH-hoek van het ruimtelijke domein”, vertelt Rudi Lems. “Waar ik daar meestal aan de achterkant van het proces in beeld kwam, zit ik nu aan de voorkant van het proces om ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken. Het is mooi om te zien dat die ervaring bij elkaar komt tijdens het maken van de verschillende producten en het toepassen van de verschillende instrumenten en dan met name bij het omgevingsplan.” 

WAT VIND JE DE GROOTSTE VERSCHILLEN IN DE WERKWIJZE ONDER DE OMGEVINGSWET EN DE WERKWIJZE ONDER DE WRO? 

“De wetgeving is veranderd, maar de instrumenten zijn in de basis hetzelfde gebleven. Dat helpt wel bij het begrijpen van de verschillende veranderde (juridische) aspecten. Natuurlijk is er veel nieuw en anders, maar voor diegenen met kennis van zaken van voor de invoering van de Omgevingswet, zijn veel aspecten te plaatsen.” 

“Voor inwerkingtreding werkten veel gemeenten al op een integrale manier. De Omgevingswet vereist en maakt een nóg meer integrale benadering mogelijk. Wat hierbij wel opvalt is dat die integraliteit zich beperkt tot de gemeentegrenzen. Door landelijk meer los te laten en keuzes bij de gemeenten te laten, maakt dit aan de ene kant individueel maatwerk mogelijk. Aan de andere kant kan het voor meer onduidelijkheid zorgen. Wat bij de ene gemeente wel toegestaan is, kan bij een andere gemeente verboden zijn. Waar bij de ene gemeente een vergunning noodzakelijk is, is bij een andere gemeente een melding nodig, of kan iets zelfs rechtstreeks toegestaan zijn. Met die diversiteit moeten wij als bureau rekening houden in onder andere onze advisering richting initiatiefnemers.” 

 “In plaats van vele bestemmingsplannen heeft de gemeente nog maar één omgevingsplan. Dit is aan de ene kant overzichtelijk (alle regels over de fysieke leefomgeving staan immers bij elkaar), maar aan de andere kant zorgt dit er wel voor dat je nog meer regels aan de voorkant van het proces op elkaar af moet stemmen (welke regels gelden waar). Daar komt veel bij kijken. Afhankelijk van je dienstverleningsniveau, kunnen er door de gemeenten veel keuzes worden gemaakt. We zitten nu in een overgangsfase waar we voornamelijk gemeenten adviseren en bijstaan in die te maken keuzes.” 

JULLIE WERKEN AAN HET MAKEN VAN OMGEVINGSPLANNEN. WAT ZIJN DE BELANGRIJKSTE DINGEN WAAR JE TEGENAAN LOOPT IN DE PRAKTIJK? 

“We zien best veel als bureau. We werken immers zowel voor ontwikkelaars, gemeenten als voor particulieren. Daarbij kan het gaan om het mogelijk maken van een ontwikkeling of begeleiding bij het maken van een (structuur van het) omgevingsplan. Je merkt dat gemeenten nog veel keuzes moeten maken. Dat is ook begrijpelijk. Er is lange tijd onduidelijkheid geweest over de invoering van de Omgevingswet. Nu deze in werking is getreden is er meer urgentie ontstaan.” 

“We begeleiden en ondersteunen gemeenten bij het maken van hun keuzes. Keuzes over de structuur bijvoorbeeld. Kies je voor een gebiedsgericht of activiteitgericht omgevingsplan? Wat zijn de voor- en nadelen daarvan? Hoe werken die plannen door in het DSO? Hoe verhouden die plannen zich tot je gewenste dienstverleningsniveau? Hoe houd je als gemeente je structuur beheersbaar? En zo zijn er nog veel meer mogelijkheden waar je rekening mee moet houden. En dat richt zich alleen nog maar op de structuur. Daarnaast moet je nadenken over de inhoud. Wij zien dat overigens niet los van elkaar. Keuzes over de inhoud hebben gevolgen voor de structuur. “ 

“Vanwege de grote vrijheden bij het maken van omgevingsplannen, en de eerdergenoemde diversiteit is het voor ons als bureau op dit moment niet altijd duidelijk wat de wensen van gemeenten zijn over de inrichting van het omgevingsplan. Dit vereist, zeker voor de komende periode, een intensievere samenwerking dan voorheen. Een van de meest belangrijke punten hierbij is om de wijze van annoteren af te stemmen. Op welke wijze wil je dat er geannoteerd wordt? Hoe zorg je ervoor dat elke wijziging op dezelfde manier geannoteerd wordt? Denk aan de formulering van je activiteiten, werkingsgebieden, gebiedsaanwijzingen, omgevingsnormen, enzovoorts. Van welke regels uit welk (postzegel)bestemmingsplan moeten wij daarnaast uitgaan om zoveel mogelijk beleidsneutraal over te gaan? “  

“Waar we verder tegenaan lopen is de plan-plankoppeling tussen software, of liever het nog steeds ontbreken daarvan. Dit was een van de vereisten voor inwerkingtreding van de Omgevingswet. Nu deze koppeling er nog niet is, maakt dit het uitwisselen van bestanden een stuk lastiger en beïnvloedt dit de keuze voor het inzetten van de verschillende instrumenten om ontwikkelingen mogelijk te kunnen maken. Wanneer er onduidelijkheid is over het in te zetten instrument, zorgt dit ervoor dat dit meer inspanning van ons als bureau vraagt. Denk bijvoorbeeld aan het in beeld brengen en communiceren van de risico’s van de verschillende instrumenten aan zowel initiatiefnemers als gemeenten.” 

HOE BELANGRIJK IS HET VOOR JOU OM DE TPOD’S TE BEGRIJPEN? HELPT HET JE IN HET MAKEN VAN EEN OMGEVINGSPLAN OF OMGEVINGSVISIE? 

“Het is voor mij heel belangrijk om de TPOD’s te begrijpen. Dat helpt om de technische systematiek van het omgevingsplan te begrijpen, wat de verschillende annotaties doen en hoe dat gebruikt kan worden. Als je door hebt wat je allemaal kan en mag doen, kan dat leuke resultaten opleveren. Ik heb het geluk dat ik door mijn achtergrond en huidige functie zowel de technische als de juridische aspecten kan en mag doorgronden. Dat maakt dat je eenvoudiger de connectie tussen de juridische en de technische kant kan leggen en dat helpt enorm. Dit zal echter in veel gevallen een samenwerking zijn tussen meerdere vakdisciplines / vakspecialisten. Dat vereist een goede samenwerking. Je kan het een niet zonder het ander bepalen. De wijze van annoteren werkt door op de wijze van formuleren en vice versa. Als je die samenwerking goed geregeld hebt, en je door hebt wat de invloed op elkaar is, maakt dat het werk een stuk overzichtelijker en aangenamer.” 

WAT IS JE GOUDEN TIP? 

“We hanteren bij Juust het motto; “Begin klein, denk groot”. Dit sluit mooi aan op de tips van mijn voorgangers. De gedachte achter dit motto is dat je het jezelf niet te moeilijk moet maken. Er komt veel kijken bij het maken van een omgevingsplan, je moet meerdere aspecten onderzoeken om een samenhangend integraal document te creëren. Door kleine stappen te zetten hou je het overzichtelijk en behapbaar en kan je een goede basis leggen voor de rest van je omgevingsplan (‘Begin klein’). Kijk bij die kleine stappen wel naar het grote geheel. Hou in gedachten dat de regels en annotaties gevolgen kunnen hebben voor de rest van je grondgebied. Hou dus alvast rekening met het grotere plaatje (‘Denk groot’).” 

“Daarnaast is ons advies om niet te terughoudend te zijn om te beginnen. Hoe eerder je start en hoe vaker je dit doet, hoe beter het te begrijpen en te plaatsen is. Als je er daarnaast van uit gaat dat alles nog niet perfect is, en wellicht ook niet hoeft te zijn, dan maak je het voor jezelf een stuk makkelijker. Zie het maken van een omgevingsplan als het groeiproces van een boom. Je begint met het planten van een zaadje, die uiteindelijk uitgroeit tot een mooie boom. Het kan zijn dat je gedurende het proces moet snoeien, maar dat zorgt ervoor dat je de boom de juiste vorm geeft.” 

“De laatste tip is om het maken van de regels niet los te zien van het annoteren. Het omgevingsplan is een digitaal instrument, dus benader deze ook op die manier. Eerst regels maken en achteraf ‘nog even annoteren’ is in onze optiek niet de juiste benaderingswijze. Onderschat niet wat je kan doen met annoteren en hoe belangrijk dat is voor je structuur en de wijze van formuleren van je regels. Er is zoveel winst te behalen bij het annoteren van het omgevingsplan. Denk vanuit de eindgebruiker. Die wil zo eenvoudig mogelijk zien en beknopt lezen wat er op zijn of haar locatie mogelijk is. Door meer te investeren in de voorkant, behaal je winst aan de achterkant en zorg je voor een goede dienstverlening.” 

Updates per e-mail ontvangen?