Het omgevingsplan is het instrument waarin de gemeente regels stelt over de fysieke leefomgeving. Iedere gemeente heeft één omgevingsplan dat geldt voor haar hele grondgebied. Het omgevingsplan bevat de regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Daarnaast kun je in het omgevingsplan regels opnemen over activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving en kun je in het omgevingsplan omgevingswaarden vastleggen. Je vindt alle inhoudelijke aspecten van het omgevingsplan in het toepassingsprofiel.
We beschrijven het opstellen van een Omgevingsplan aan de hand van de volgende zeven onderwerpen. Bij elke toelichtende tekst is een link opgenomen naar de bijbehorende teksten in de standaard zelf.
1. Intro en kenschets
1.1 Het omgevingsplan
Het omgevingsplan is het instrument waarin de gemeente regels stelt over de fysieke leefomgeving. Iedere gemeente heeft één omgevingsplan dat geldt voor haar hele grondgebied. Het omgevingsplan bevat de regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling
van functies aan locaties. Daarnaast kun je in het omgevingsplan regels opnemen over activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving en kun je in het omgevingsplan omgevingswaarden vastleggen.
Meer informatie vind je in TPOD Omgevingsplan Hoofdstuk 2 Inhoudelijke aspecten van het omgevingsplan
1.2 Besluit en regeling
De STOP/TPOD-standaard maakt onderscheid tussen het besluit en de regeling. In het besluit zet je de tekst die precies beschrijft hoe een bestuursorgaan een nieuwe regeling vaststelt of een bestaande regeling wijzigt, bepaalt op welk moment die regeling in werking treedt en die vaststelling of wijziging onderbouwt, met eventuele bijlagen. In het besluit zet je dus zowel de artikelen waarin het bestuursorgaan vastlegt dat het heeft besloten om een nieuwe regeling vast te stellen of een bestaande regeling te wijzigen, als de inhoud van die nieuwe regeling of de gewijzigde onderdelen van de bestaande regeling. Het besluit lijkt wel wat op het pakket aan stukken dat je aan de gemeenteraad voorlegde bij de vaststelling van een bestemmingsplan. De volgende afbeelding geeft de onderdelen van het besluit weer:
Het RegelingOpschrift (nr 1) is de titel van het besluit. In de Aanhef (nr 2) staan de overwegingen van B&W of de gemeenteraad (“Gelet op artikel 2.4 Omgevingswet, overwegende dat het ontwerpbesluit zes weken ter inzage heeft gelegen en er zienswijzen zijn ingediend…” etc). In het Lichaam (3) staat het WijzigArtikel, dat verwijst naar de wijzigingen in het omgevingsplan die in de WijzigBijlage staan. Ook staat er in het Lichaam ten minste 1 gewoon artikel. Er moet een artikel zijn dat bepaalt wanneer het besluit in werking treedt. Dat is in principe vier weken na de bekendmaking; in het besluit kan je een later tijdstip bepalen. Er kunnen meer artikelen zijn, bijvoorbeeld artikelen waarmee je aangeeft hoe er met de zienswijzen wordt omgegaan. In de Sluiting (nr 4) komt de ondertekening namens B&W of gemeenteraad. In de Sluiting komt ook de rechtsmiddelenclausule: wie kan beroep instellen, bij welk orgaan en wanneer. De omschrijving van de beroepstermijn kan globaal zijn: “Tegen dit besluit kan binnen zes weken na de bekendmaking ervan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.” Het kan ook exacter zijn door er de datum van het einde van de beroepstermijn in te zetten. In ieder geval in de gegevens óver het besluit moet de exacte datum van het einde van de beroepstermijn staan (zie daarvoor paragraaf 7).
In de WijzigBijlage (nr 5) staan de wijzigingen die het besluit in de geconsolideerde regeling aanbrengt. In Bijlagen (nr 6) zet je tekst die integraal onderdeel is van het besluit. Een voorbeeld is een zienswijzennota. Onderzoeksrapportages zijn geen bijlagen, maar ‘op het besluit betrekking hebbende stukken’ die je niet bekend moet maken maar die je ter inzage moet leggen, zowel elektronisch als op een fysieke locatie. In de Toelichting (nr 7) kun je het raadsvoorstel zetten, als je dat onderdeel van de bekendmaking wilt laten zijn. De Motivering (nr 9) is het onderdeel waarin je de deugdelijke motivering zet waarop het besluit volgens afdeling 3.7 Awb dient te berusten. In de Motivering staan de teksten die je bij het bestemmingsplan in de toelichting zette. In de afbeelding staat geen nr 8; dat is een onderdeel dat in een toekomstige versie van de STOP/TPOD-standaard gaat vervallen.
De regeling bevat de juridische regels van het omgevingsplan, met eventuele bijlagen en toelichting. De volgende afbeelding geeft de onderdelen van de (geconsolideerde) regeling weer:
Het RegelingOpschrift (nr 1) is de titel van de regeling. Bij het omgevingsplan is het gebruikelijk om dat generiek te houden: Omgevingsplan gemeente <naam gemeente>. In het Lichaam (nr 2) staan alle artikelen van het omgevingsplan. In Bijlagen (nr 3) zet je tekst die integraal onderdeel is van de regeling, maar die om redenen van leesbaarheid, vormgeving, omvang e.d. niet in de tekst van de regeling kan worden opgenomen. Een voorbeeld van zo’n bijlage is de bijlage met begripsbepalingen en een grote tabel met emissiefactoren voor een aantal stoffen. In de Toelichting (nr 4) komen de algemene toelichting en de artikelsgewijze toelichting. De algemene toelichting is niet bedoeld om een toelichting te geven op de wijzigingen die met de achtereenvolgende wijzigingsbesluiten in het omgevingsplan worden aangebracht, maar voor meer algemene informatie over het omgevingsplan.
2. Regels opstellen
Tekststructuur
Het deel met regels van het omgevingsplan bouw je op volgens de Artikelstructuur. De regels staan in artikelen, die je waar nodig kunt onderverdelen in leden. Schrijf artikelen en leden zo dat per artikel/lid slechts 1 onderwerp voorkomt. Zet bijvoorbeeld de vergunningplicht in één artikel en de uitzondering erop in een ander artikel, in plaats van dat in één artikel of lid te combineren. De artikelen staan in hoofdstukken. Als je meer structurering wilt aanbrengen, kun je de tekst verder ordenen met titel, afdeling, paragraaf en subparagraaf. Ook is voorgeschreven hoe je de structuurelementen, artikelen en leden moet nummeren. Je plansysteem volgt deze verplichte structuur voor de regels. Je kunt in een artikel of lid gewone tekst, lijsten en tabellen plaatsen. In het artikel met begripsbepalingen neem je een begrippenlijst met begrippen op. Als dat een hele lange lijst wordt, kun je de begrippenlijst ook in een bijlage opnemen. In het artikel Begripsbepalingen verwijs je dan naar die bijlage. Ook kun je met de elementen Gereserveerd en Vervallen van een structuurelement (bijvoorbeeld hoofdstuk of paragraaf) en een Artikel aangeven dat het gereserveerd is (voor toekomstige aanvullingen) of vervallen.
Voor bijlagen, algemene toelichting en artikelsgewijze toelichting gebruik je de zogenaamde Vrijetekststructuur. In bijzondere gevallen kun je een bijlage in PDF-formaat bijvoegen.
Regeltypen
Het omgevingsplan kent twee typen regels; Regel voor iedereen en Omgevingswaarderegel. Wanneer je een omgevingswaarde vaststelt, kies je Omgevingswaarderegel. Voor alle overige regels kies je Regel voor iedereen. Deze typering is gericht op de doelgroep waarop de regel werking heeft. Als je in je plansysteem meerdere juridische regels hebt gekoppeld aan het artikel of lid, moet iedere regel van hetzelfde type zijn.
Thema-label
Om het zoeken en selecteren eenvoudiger te maken, kun je aan de regels een Thema toevoegen. De thema’s zijn voor alle typen omgevingsdocumenten gelijk. Daardoor kun je een thematische relatie tussen omgevingsvisie, programma’s en omgevingsplan leggen. Er is een vaste lijst thema's, gericht op:
- Fysieke leefomgevingsaspecten: bodem, bouwwerken, cultureel erfgoed, energie en natuurlijke hulpbronnen, externe veiligheid, geluid, gezondheid, infrastructuur, landschap, lucht, milieu algemeen, natuur, water en watersystemen,
- Gebruik: landgebruik
- En procedures.
Van iedere regel moet je aangeven of de locatie waarvoor deze geldt als exact (hard) of indicatief (zacht) geïnterpreteerd moet worden. We noemen dit de Idealisatie. Dit zegt dus niet iets over de nauwkeurigheid waarmee de begrenzing van de locatie is vastgelegd! De meeste regels in een omgevingsplan zullen exact te interpreteren begrenzingen kennen. Indicatieve begrenzingen zou je bijvoorbeeld kunnen toepassen bij zoekgebieden. Als je in je plansysteem meerdere juridische regels hebt gekoppeld aan het artikel of lid, moet iedere regel dezelfde idealisatie hebben.
Meer informatie vind je in TPOD Omgevingsplan:
3. Regels vindbaar maken via klik op de kaart
Hoe maak je werkingsgebieden en leg je deze juridisch vast, bekeken vanuit regels en vanuit geo-perspectief.
Vanuit regels
Een artikel of lid kent een juridisch werkingsgebied. Je benoemt hiervoor de locaties die deel uit maken van het werkingsgebied in je regels. Bijvoorbeeld; “Ter plaatse van het ‘Stiltegebied’ ….etc. De gezamenlijke locaties van de regels in een artikel of lid vormen het werkingsgebied. Wanneer het een algemene regel voor het hele grondgebied betreft, is dit het ambtsgebied. Deze locaties maken het mogelijk om via een klik op de kaart bij de artikelen te komen die daar gelden.
De locaties leg je juridisch vast via een Informatieobject. Een Informatieobject bevat informatie die niet in tekst, maar in digitaal formaat is vastgelegd. In geval van locaties gaat het om coördinaten in een Geo- of GIS bestand (GML). Alle locaties worden vastgelegd in Geografisch Informatieobjecten (GIO). Voor de juridische borging moeten de namen van de GIO’s in de tekst voorkomen. In een bijlage bij de regels staan de namen van de informatieobjecten opgesomd met een verwijzing naar het internetadres van de GIO's. In de praktijk zul je de locaties kiezen uit een lijst in je plansysteem. Dat zal automatisch regelen dat er GIO’s gemaakt worden en dat die in de bijlage komen.
Vanuit geo-perspectief
Alle artikelen en leden van een omgevingsplan hebben een werkingsgebied, dat bestaat uit alle Locaties van de Juridische Regels in het artikel of het lid. Het werkingsgebied bestaat dus uit één of meer Locaties. Het werkingsgebied bepaalt welke artikelen je te zien krijgt bij een klik op de kaart. Denk daarom goed na of de locatie die je noemt in de tekst het complete werkingsgebied is van een artikel of lid. Het werkingsgebied kan ook het ambtsgebied zijn.
De Locatie die je gebruikt voor de klik op de kaart bevat coördinaten uit de GIO. Of anders gezegd: de coördinaten van de Locatie die je gebruikt worden door je plansysteem gepubliceerd in een GIO. Een Locatie kan een Gebied of een Gebiedengroep, een Lijn of een Lijnengroep en een Punt of een Puntengroep zijn. Een Locatie kent een Noemer; een logische tekstuele aanduiding. Voor het werkingsgebied zal dit bijna altijd Gebied of Gebiedengroep zijn. Uitzonderingen zijn de rooilijn, dit is expliciet een Lijn of Lijnengroep en het geluidproductieplafond, dat is een Punt of Puntengroep. De tekstuele relatie tussen Locaties (IMOW) en het GIO (STOP) is niet vastgelegd in de standaarden. Je plansysteem zal hier keuzes in hebben gemaakt.
De aanbeveling is om in je eventuele geo-registratie die de bron is, de naam van van de geo-laag gelijk te houden aan die van de Gebiedengroep. De Gebieden binnen zo'n groep mogen multi-vlakken zijn, maar geen combinatie van meerdere geometrietypen als vlak en lijn. Kijk of het Gebied logisch gezien en qua losse mutaties en beheer als multi-vlak kan worden gezien.
Relevante links naar TPOD Omgevingsplan
4. Gebieden aanwijzen
Gebieden en regels weergeven op de kaart
De gebieden die je benoemt en waarover je regels opstelt, kun je op de kaart weergeven met een kleur via een Gebiedsaanwijzing. Hiermee zorg je er ook voor dat je gebieden kunt filteren en selecteren. Bekende voorbeelden zijn centrumgebied, bebouwde kom en stiltegebied.
Gebiedsaanwijzing gebruik je ook om het bouwvlak aan te geven. Een Gebiedsaanwijzing kent een of meer Locaties. De naam van de Gebiedsaanwijzing kies je zelf. Die naam komt in de legenda bij de kaart. Zorg voor juridische consistentie door de naam van de Gebiedsaanwijzing overeen te laten komen met de naam van het GIO zoals die in de bijlage landt. De naam van de Gebiedsaanwijzing zet je in ieder geval in het eerste artikel of lid dat deze introduceert.
Gebiedsaanwijzingen zijn er in verschillende typen:
Sectorale Gebiedsaanwijzingtypen | Niet-sectorale Gebiedsaanwijzingtypen | |
---|---|---|
Bodem | Landschap | Beperkingengebied |
Bouw | Leiding | Functie |
Defensie | Lucht | Ruimtelijk gebruik |
Energievoorziening | Mijnbouw | |
Erfgoed | Natuur | |
Externe Veiligheid | Recreatie | |
Geluid | Verkeer | |
Geur | Water en watersysteem |
In het omgevingsplan gebruik je vooral de Gebiedsaanwijzing-typen Functie, Bouw en eventueel Beperkingengebied en Ruimtelijk gebruik. De Gebiedsaanwijzing van het type Functie gebruik je wanneer je ervoor kiest om de evenwichtige toedeling van functies aan locaties op de kaart vast te leggen. Met het type Bouw leg je bouwvlakken en rooilijnen vast. Het type Beperkingengebied gebruik je alleen voor beperkingengebieden als bedoeld in de Omgevingswet: een gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object en waar op grond van artikel 5.1 Omgevingswet een vergunningplicht geldt voor het verrichten van beperkingengebiedactiviteiten.
Ieder type Gebiedsaanwijzing kent een aantal groepen. Een voorbeeld van een groep onder type Functie is Detailhandel. Deze typen en groepen vind je terug in lijsten in je plansysteem en in de Stelselcatalogus Omgevingswet (overheid.nl). De groep bepaalt de symboliek (kleur/arcering) op de kaart in een standaardweergave.
Vanuit geo-perspectief
Voor de officiële publicatie lever je de locaties aan via het Geografisch Informatie Object (GIO). De Locatie bevat coördinaten uit het GIO. De coördinaten en waarden die je gebruikt, worden door je plansysteem gepubliceerd in een GIO.
Een Locatie kan een Gebied of een Gebiedengroep, een Lijn of een Lijnengroep en een Punt of een Puntengroep zijn. De Locaties mogen multi-vlakken/-lijnen/-punten zijn. Een combinatie van meerdere geometrietypen als vlak en lijn is niet mogelijk. Houd bij het bepalen van het type rekening met het beheer en wijzigingen. Gebruik multi-vlakken e.d. als het daadwerkelijk 1 geografisch te beheren object is.
Aandachtspunten
- De naam die in de legenda voorkomt moet in de tekst herkenbaar zijn. Zorg er daarom voor dat de Naam van de Gebiedsaanwijzing overeenkomt met de aanduiding in de regels. Dit impliceert dat de naam van het Geografisch Informatieobject (GIO) ook hiermee overeenkomt, vanwege de juridische borging in de tekst.
- Koppel de Gebiedsaanwijzing aan een Locatie in de vorm van een Gebiedengroep. De Noemer van de Gebiedengroep komt bij voorkeur overeen met de Naam van de Gebiedsaanwijzing. Het kan zijn dat een Gebiedsaanwijzing naar meerdere Gebiedengroepen verwijst. Omdat iedere Gebiedengroep een eigen Noemer heeft, zal de Naam van de Gebiedsaanwijzing In dat geval niet gelijk zijn aan de Noemer.
- De geo-laag vanuit je bronregistratie zal overeenkomen met de Gebiedengroep.
De bij een Gebiedsaanwijzing aangegeven groepwaarde bepaalt de symboliek (kleur/arcering) op de kaart in een standaardweergave. Zie ook de Stelselcatalogus Omgevingswet (overheid.nl).
Het is ook mogelijk om eigen symbolisatie toe te voegen. Daarvoor moet je een zogenaamd SymbolisatieItem toevoegen aan de publicatie. Voor een eigen symbolisatie kies je zelf uit een vaste symbolenlijst. Dit symbool krijgt dan voorrang boven het standaardsymbool. Het zelfgekozen symbool koppel je aan een specifieke Gebiedsaanwijzing.
Relevante link naar TPOD Omgevingsplan
5. Normen stellen met een waarde per locatie
Je kunt een norm stellen over de fysieke leefomgeving die een kwantitatieve of kwalitatieve waarde oplegt. Dat kan in direct werkende regels en via een regel over omgevingswaarden. De eerste norm is een waarde waaraan voldaan moet worden door eenieder. De tweede norm geeft een verplichting aan voor de gemeente zelf.
Vanuit regels
Je kunt regels stellen waarin kwantitatieve (numeriek) of kwalitatieve (tekstuele) waarden voor de fysieke leefomgeving gesteld zijn. We noemen dit een omgevingsnorm of specifiek een omgevingswaarde. De waarde geldt voor een specifieke locatie en kan verschillend zijn per locatie. Een voorbeeld: “De bouwhoogte van een woning is niet hoger dan de ter plaatse van de locatie ‘maximum bouwhoogte’ bepaalde waarde.”
Je kunt een norm beschrijven in de regels en deze met behulp van een annotatie via de kaart raadpleegbaar maken. De norm zal je voornamelijk gebruiken bij locaties met verschillende waarden. De waarde per locatie leg je vast in een bestand. Vanuit de regel verwijs je hiernaar. De waarden mogen dan niet meer in de regel zelf voorkomen. Een groot voordeel is dat de gebruiker dan de specifieke waarde op zijn locatie via een klik op de kaart of zoeken op adres kan opvragen.
De locatie en de waarde kan je op de kaart weergeven. De norm kent een standaard symboliek in de kaart die wordt bepaald door de groepwaarde <Stelselcatalogus Omgevingswet (overheid.nl) >.
Vanuit geo-perspectief
Waarden van een norm of omgevingswaarde die per locatie variëren kan je als dataset met de corresponderende locaties meeleveren. De waarden komen dan niet voor in de tekst. De waarde leg je per locatie vast. De coördinaten en waarden die je gebruikt, worden door je plansysteem gepubliceerd in een GIO. Een waarde aan een locatie verbinden kan vaak via je geo-bestand of via de plansoftware. Een waarde kan numeriek (kwantitatief) of in tekstueel (kwalitatief) zijn. Daarnaast kun je verwijzen naar de regels in de tekst. In dat geval bevat de locatie zelf dus niet de waarde.
Een Locatie kan een Gebied of een Gebiedengroep, een Lijn of een Lijnengroep en een Punt of een Puntengroep zijn. De aanbeveling is de naam van je bronlaag overeen te laten komen met de noemer van Gebiedengroep en de naam van het GIO. Je plansysteem kan hier ook keuzes in hebben gemaakt.
De standaard symbolisatie van normlocaties op de kaart wordt bepaald op basis van de omgevingsnormgroep of omgevingswaardegroep die je kiest. Deze weergave gaat dus niet per waarde. Zie ook Stelselcatalogus Omgevingswet (omgevingsnormgroep) en Stelselcatalogus Omgevingswet (omgevingswaardegroep)
Je kunt hier eigen symboliek meegeven.
Relevante links naar TPOD Omgevingsplan
6. Activiteiten inzichtelijk en toepasbaar maken
Hoe geef je activiteiten weer op de kaart, bekeken vanuit regels en bekeken vanuit geo-perspectief.
Vanuit regels
In het omgevingsplan zul je regels stellen over allerlei activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. Deze activiteiten maak je voor de gebruikers van het Omgevingsloket inzichtelijk door ze machineleesbaar te annoteren. Bij iedere Activiteit hoort ook een locatie en de kwalificatie die op die locatie van toepassing is. Die kwalificatie kan zijn: Gebod, Informatieplicht, Meldingsplicht, Toegestaan, Verbod, Vergunningplicht en Zorgplicht. Voor gevallen waarin dit niet expliciet te duiden is, gebruik je de waarde Anders geduid.
Het omgevingsplan is een juridisch document. Annoteer daarom zoveel mogelijk alleen de artikelen of leden waarin de activiteit specifiek geregeld wordt. Met andere woorden; voeg geen activiteiten toe die uit interpretaties volgen, maar niet expliciet in de regel zijn vastgelegd. Activiteiten voeg je alleen toe aan direct werkende regels.
Activiteiten zijn noodzakelijk in het Omgevingsloket om checkvragen en aanvraagformulieren aan te verbinden.
Vanuit geo-perspectief
Een belangrijk onderdeel binnen de Omgevingswet is het regelen van activiteiten. Ook het Omgevingsloket is voor een groot deel ingericht op basis van activiteiten. De activiteit in combinatie met een kwalificatie (bijvoorbeeld vergunningplicht) kent een locatie. Deze locatie moet bekend zijn binnen de regels en officieel zijn gepubliceerd met een Geografische Informatie Object (GIO). De locatie kan gelijk zijn aan het werkingsgebied van de regel, bijvoorbeeld ambtsgebied of beheergebied. De locatie kan ook een gebied zijn dat in de regels is aangewezen, zoals bijvoorbeeld een functiegebied. Tot slot kan het ook een specifieke activiteitlocatie zijn. In dat geval is het aan te bevelen de noemer van de locatie te laten bestaan uit de naam van de activiteit met de kwalificatie, zoals Vergunningplicht Kappen.
De locaties waar je activiteiten hebt geannoteerd, krijgen een standaard symboliek (kleur, arcering) mee op de kaart. Deze symboliek wordt bepaald door de activiteitgroep die je kiest. Zie hiervoor de waardelijst in de Stelselcatalogus Omgevingswet
- Wanneer je de activiteit koppelt aan de Locatie van de Juridische regel, moet de Noemer van de Locatie voorkomen in de regel. De naam van het Geografisch Informatieobject maak je gelijk aan de Noemer van de Locatie die genoemd wordt in de regel.
- Wanneer je de activiteit koppelt aan de Locatie van een Gebiedsaanwijzing moet de naam van de Gebiedsaanwijzing voorkomen in de regel. De naam van het Geografisch Informatieobject maak je gelijk aan de Naam van de Gebiedsaanwijzing.
- Wanneer je een specifieke activiteitlocatie benoemt, is de Noemer van de Locatie een functionele naam. De Noemer van de Locatie is dan gelijk aan de Naam van de Activiteit aangevuld met de activiteitRegelKwalificatie (gebod, verbod, meldingsplicht etc). De naam van het Geografisch Informatieobject maak je gelijk aan de Noemer van de Locatie die genoemd wordt in de regel.
- De geo-laag vanuit je bronregistratie zal overeenkomen met de Gebiedengroep.
Inrichten voor toepasbare regels (formulieren en check)
De activiteit die je annoteert bij een regel is niet alleen van belang voor het raadplegen van regels op de kaart, maar ook de basis voor het aanbieden van checks en aanvraagformulieren in het Omgevingsloket via de toepasbare regels. De manier waarop je je Activiteiten en de bijbehorende Locatie inricht, heeft invloed op het instellen van een behandeldienst, het bieden van het juiste aanvraagformulier of het vinden van de juiste regels in je eigen achtertuin.
Activiteiten landen in een boomstructuur; de functionele structuur. Het is bijvoorbeeld handig als alle activiteiten die naar een behandeldienst gaan, onder dezelfde bovenliggende activiteit - bijvoorbeeld milieuactiviteit - landen, waarvan je alle aanvragen kunt laten routeren naar die behandeldienst.
De keuze van het detailniveau van de activiteitannotatie (een verzamelactiviteit (bijvoorbeeld graven) of losse activiteiten (bijvoorbeeld graven in gebied met archeologische verwachtingswaarde middelhoog) bepaalt de efficiëntie bij de check of aanvraag voor de gebruiker én bij het opstellen van de toepasbare regels.
De Locatie die je aan de Activiteit verbindt, beïnvloedt de efficiëntie bij zowel de gebruiker als de behandelaar. De Locatie zorgt ervoor dat je in Groningen geen formulier voor Maastricht krijgt. Wanneer je alle Activiteiten verbindt aan het hele ambtsgebied zul je veel onnodige aanvragen ontvangen. Denk aan het kappen van een boom binnen of buiten de bebouwde kom. Maak de Locaties daarom zo specifiek mogelijk per activiteit. Dit voorkomt ook extra (overbodige) vragen over de locatie van de activiteit in de check of het formulier. De gebruiker heeft die locatie namelijk altijd al opgegeven bij de start van het proces in het Omgevingsloket.
Relevante link naar TPOD
7. Procedure
Voorbereidingsfase
Als je gemeente het voornemen heeft om een omgevingsplanwijziging vast te stellen, moet je een kennisgeving in het publicatieblad van de gemeente plaatsen. Bij het opstellen van die kennisgeving gebruik je de STOP/TPOD-standaard en de kennisgeving moet je aan de LVBB aanleveren.
In de informele fase van een procedure tot wijziging van een omgevingsplan, ben je niet verplicht tot het gebruik van de STOP/TPOD-standaard. Conceptversies publiceer je ook niet op overheid.nl en lever je niet aan voor het omgevingsloket. Het is wel nuttig in deze fase om de standaarden toe te passen voor uitwisseling tussen je gemeente en adviesbureau en regiopartijen.
Relevante link naar TPOD Omgevingsplan
Ontwerpfase
In de formele procedure ben je wel verplicht de STOP/TPOD-standaard toe te passen. Je levert tijdens de volledige procedure twee verschillende versies van het besluit aan: het ontwerpbesluit en het definitieve besluit. Vervolgens kan er nog sprake zijn van wijzigingen als gevolg van een beroepsprocedure. Al deze informatie moet je aanleveren aan de Landelijke Voorziening Beschikbaarstellen en Bekendmaken (LVBB) en deze levert door aan het Omgevingsloket. De LVBB zorgt voor de officiële bekendmaking.
Voor de toepassing van afdeling 3.4 Awb moet je het ontwerp-wijzigingsbesluit publiceren in het publicatieblad van je gemeente. Daaraan voorafgaand moet je in datzelfde publicatieblad kennis geven van de terinzagelegging van stukken en van de termijn waarin er zienswijzen ingediend kunnen worden en door wie. Het ontwerpbesluit en de kennisgeving lever je hiervoor conform STOP/TPOD aan de LVBB aan. In het besluit-deel moet je het WijzigArtikel toevoegen waarin je aangeeft wat het voorgenomen besluit is (het vaststellen van het besluit). Dit artikel verwijst naar de WijzigBijlage, waarin de wijzingen in de regels van het omgevingsplan staan.
Voor de interne besluitvorming vooraf gebruik je een versie van het ontwerpbesluit uit je eigen plansysteem. De uiteindelijke versie publiceer je via je plansysteem aan de LVBB. Deze genereert een ontwerpregeling van het omgevingsplan: een regelingversie waarin het wijzigingsbesluit is verwerkt. Bij deze publicatie horen ook gegevens óver het besluit, waarin je onder andere het soort procedure (ontwerpbesluit of definitief besluit) aangeeft.
Bij het besluit lever je ook een Procedureverloop aan. Dat kun je op twee manieren doen; door het Procedureverloop initieel aan te leveren met het ontwerpbesluit en vervolgens met een Procedureverloopmutatie te wijzigen door de kennisgeving, of het Procedureverloop aan te leveren met de kennisgeving. Ook in dat geval moet dat met een Procedureverloopmutatie. Het Procedureverloop is dus bij het ontwerpbesluit optioneel en bij de kennisgeving verplicht.
Als je bij het ontwerpbesluit het Procedureverloop aanlevert geef je de data aan waarop B&W het ontwerpbesluit hebben vastgesteld (Procedurestap Vaststelling) en hebben ondertekend (Procedurestap Ondertekening). In het Procedureverloop bij de kennisgeving geef je de data aan van begin (Procedurestap Begin inzagetermijn) en einde (Procedurestap Einde inzagetermijn) van de inzagetermijn van het ontwerpbesluit.
Relevante link naar TPOD Omgevingsplan
Vaststelling
De gemeenteraad of het college van B&W stelt het besluit om het omgevingsplan te wijzigen vast. Voor de interne besluitvorming vooraf gebruik je een versie van het definitieve besluit uit je eigen plansysteem.
Na de vaststelling door raad of college moet je het definitieve wijzigingsbesluit bekendmaken in het publicatieblad van je gemeente. Tegelijk daarmee moet je in datzelfde publicatieblad kennis geven van de terinzagelegging van bij het besluit behorende stukken en van de mogelijkheid om beroep tegen het besluit in te stellen (wie kan beroep instellen, wanneer en waar). Het definitieve besluit en de kennisgeving lever je hiervoor conform STOP/TPOD aan de LVBB aan. In het besluit-deel moet je het WijzigArtikel toevoegen waarin je aangeeft wat het besluit is (het vaststellen van het besluit). Dit artikel verwijst naar de WijzigBijlage, waarin de wijzingen in de regels van het omgevingsplan staan. Het definitieve besluit publiceer je via je plansysteem aan de LVBB. Deze zorgt voor de bekendmaking van het besluit en genereert een nieuwe versie van de geconsolideerde regeling van het omgevingsplan: een regelingversie waarin het wijzigingsbesluit is verwerkt. Bij deze publicatie horen ook gegevens óver het besluit, waarin je onder andere het soort procedure (ontwerpbesluit of definitief besluit) aangeeft.
Bij deze fase hoort ook weer een Procedureverloop. Dat lever je initieel aan met het definitieve besluit en vul je aan met een Procedureverloopmutatie bij de kennisgeving. In het Procedureverloop bij het definitieve besluit geef je de data aan waarop gemeenteraad of college van B&W het besluit heeft vastgesteld (Procedurestap Vaststelling) en namens hem is ondertekend (Procedurestap Ondertekening). Bij de kennisgeving vul je het Procedureverloop aan met de datum van het einde van de beroepstermijn (Procedurestap Einde beroepstermijn).
Relevante link naar TPOD Omgevingsplan
Beroepsfase
Tegen het besluit tot wijziging van het omgevingsplan kan rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken.
Op termijn kan je met behulp van de STOP/TPOD-standaard procedure- en statusinformatie gedurende de beroepsfase aan de LVBB doorgeven. Dat wordt nu nog niet ondersteund.
Relevante link naar TPOD Omgevingsplan