Ellen Boonman werkt als senior adviseur bij Antea Group. Zij adviseert meerdere gemeenten over de wijze waarop zij de instrumenten van de Omgevingswet in de praktijk kunnen inzetten. Over de Omgevingswet zegt zij: ‘de basis blijft hetzelfde, maar we moeten meer dan voorheen op meerdere borden tegelijk schaken en met meer partijen samenwerken.’
“Ik werk al meer dan 20 jaar als planoloog in het ruimtelijke domein, met name in het zuiden van het land” vertelt Ellen Boonman. “Ik adviseer meerdere gemeenten over hoe ze de instrumenten van de Omgevingswet in de praktijk kunnen inzetten, terwijl ze de winkel wel open houden voor nieuwe ontwikkelingen. Dit sluit mooi aan bij mijn ervaring als begeleider van bestemmingsplannen voor allerlei projecten, met name in het buitengebied. Daarnaast heb ik een aantal omgevingsvisies begeleid en meegewerkt aan beleidsvorming voor specifieke onderwerpen in het buitengebied.”
Wat vind je de grootste verschillen in de werkwijze onder de Omgevingswet en de huidige werkwijze onder de Wro?
“De basis blijft hetzelfde als de Omgevingswet in werking treedt: zorgen voor een goede leefomgeving en ontwikkelingen mogelijk maken. De maatschappelijke opgaven waar we met zijn allen aan werken, veranderen niet door de Omgevingswet. En ook onder de huidige wetgeving zetten al veel gemeenten in op meer integraal werken aan planvorming. De Omgevingswet werkt wel als stok achter de deur. Werken onder de Omgevingswet vraagt meer dan voorheen dat overheden op meerdere borden tegelijk schaken en met meer partijen samenwerken. Iedere organisatie moet er voor zichzelf achter komen wat dit precies voor hen betekent.”
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen bij het maken van omgevingsplannen?
“Ik begeleid meerdere gemeenten bij het maken van omgevingsplannen. Hierbij loop ik er tegenaan dat er spanning ontstaat tussen de noodzaak om de winkel open te houden en ruimtelijke ontwikkelingen te blijven faciliteren enerzijds, en het maken van de transitie naar een nieuw omgevingsplan anderzijds. Veel gemeenten hebben te weinig mensen om dit allebei goed op te pakken. Zeker bij de kleinere gemeenten is dit een punt van zorg. Daarnaast vraagt het opbouwen en werken met een omgevingsplan ook om een andere manier van denken waardoor we in onze advisering ook veel investeren in bewustwording. Ik merk dat er veel meer keuzes gemaakt moeten worden over zowel inhoud al structuur dan voorheen bij bestemmingsplannen. Daarnaast is ook het digitale deel nog voortdurend in ontwikkeling, voorlopig zijn we nog niet klaar. Daar zit wel een zorg. Gemeenten hebben helemaal geen tijd om het wiel opnieuw uit te vinden, terwijl ze ook in de praktijk die winkel open moeten hebben.“
“Of een gemeente het maken van een omgevingsplan heel anders aanpakt dan een bestemmingsplan verschilt. Er zijn gemeenten die al jaren met een beleidscyclus werken en de planvorming integraal oppakken: zij hoeven hun werkwijze niet veel aan te passen aan de Omgevingswet. Voor andere gemeenten is de transitie naar de nieuwe manier van werken veel groter. Maar het is ook weer niet zo dat alles verandert door de Omgevingswet. Ik probeer gemeenten als adviseur het vertrouwen mee te geven dat ze eigenlijk al heel veel kunnen, juist omdat er ook veel regels niet veranderen.“
“Wat mooi is om te zien is dat er samenwerkingstrajecten ontstaan met een groepje gemeenten, bijvoorbeeld voor het opbouwen van de structuur van een omgevingsplan. Er zijn bovendien verschillende regionale samenwerkingsverbanden die kennis uitwisselen. Echt samen werken aan de inhoud is nog lastig. Naarmate je dichter op de inhoud komt, zijn er toch veel gemeente specifieke afwegingen. Wij zien wel dat gemeenten van elkaar leren. Als de opdracht zich daarvoor leent, proberen we ook om gemeenten met elkaar te verbinden.”
Hoe belangrijk is het voor jou om de TPOD’s te begrijpen?
“De TPODs zijn belangrijk omdat ze twee werelden met elkaar verbinden: de juridische en de technische wereld. Maar voor beide werelden zijn de TPODs taaie kost. Het blijft een uitdaging om de verbinding tussen de inhoud en de techniek te leggen. Dit maakt het werken aan omgevingsplannen niet altijd leuker omdat je soms meer bezig bent met de vorm dan met de inhoud van het plan. Maar het levert ook uitdagende puzzels op om met elkaar te leggen.De TPOD’s zijn geen gemakkelijk leesvoer. Het staat ook ver af van wat wij met ons ambacht gewend zijn, maar we moeten er met elkaar toch onze weg in vinden”.
Wat is je gouden tip?
“Wees niet bang om op avontuur te gaan! We hebben nog steeds heel veel houvast aan wat we al weten en kunnen. Ga van daaruit aan de slag. Maak het niet te groot maar begin met iets behapbaars, bouw je plan of visie op in kleine stapjes en accepteer dat je soms een stapje terug moet om verder vooruit te komen – en dat je moet durven om een volgende stap te zetten om verder te komen. Soms moet je achterstevoren door de bocht, zeg ik wel eens, maar als dat de manier is om er te komen, is dat ook goed.”